In de Sint Pieterskerk in Rome staat het beeld Piëta van Michelangelo: een kleine zittende vrouw over wier schoot een slappe, volwassen man ligt. Ze kan hem nauwelijks dragen, hij is te zwaar, te groot. Te dood. In de beeldende kunst is 'Piëta' van oorsprong hét Christelijke symbool voor mede-lijden, mede-dogen. Het gaat om jou: de kijker die mededogen voelt met degene die achterblijft. Die nog leeft. Het beeld verwijst naar het moment dat Maria haar dode zoon vasthoudt. Hij ligt levenloos op de schoot waaruit hij ooit geboren werd. Het beeld is voor alle moeders, voor alle ouders van wie de natuurlijke loop der dingen in z'n achteruit werd gezet en de volgende generatie de vorige werd. Ik vind dat een indrukwekkend gegeven. Het reikt veel verder dan alleen naar moeders met kinderen. Het kan iedereen treffen die liefheeft, omdat je weet dat mensen nu eenmaal sterven, ook degenen van wie je houdt.
Daar doet liefde niets tegen.
Vooral de video Piëta van Erzsébet Baerveldt maakte veel indruk op mij. In deze Piëta uit 1992 probeert een vrouw een liggende, mensgrote figuur van klei op te laten staan, dode materie tot leven te wekken. De klei is ongebakken en nat, het logge lichaam is daardoor onhandelbaar zwaar. De film laat een gevecht met de zwaartekracht zien dat de vrouw onvermijdelijk gaat verliezen.
Voor ouders is het idee dat hun kind sterft onvoorstelbaar. Het is een schrikbeeld dat niettemin vaak door hun hoofd spookt, de overtreffende trap van verlies. Ik heb zelf geen kinderen maar als ik me probeer voor te stellen hoe dat voelt snijdt het idee mijn adem af. Verlies op zich kun je niet uitbeelden, het heeft een context nodig. Het verdriet betreft namelijk altijd iets of iemand. Hoe beeld je het dan uit? Door verlies dat letterlijk niet te dragen is, zoals ook Baerveldt in haar video laat zien. Maakte Michelangelo daarom de moeder zo jong en frêle? Ik ben ervan overtuigd dat de zoon daardoor groter, zwaarder en doder lijkt. Hoe zwaar zo'n dood lichaam weegt is iets dat je meteen in je spieren voelt omdat je armen onwillekeurig de moeder mee willen helpen dragen. Je eigen lichaam laat je even de schrale rasp van zo'n verlies ervaren.
Stabat Mater is een anonieme Italiaanse klaagzang uit de 13de eeuw die door meer dan 400 componisten op muziek werd gezet. Het is een tekst die aandacht vraagt voor het verdriet van Maria en oorspronkelijk geschreven werd voor persoonlijke meditatie. De tekst begint beschrijvend, maar draait vervolgens richting lezer en doet actief beroep op diens gevoel voor com-passio: meevoelen, inleving. Van lezer promoveer je tot getuige en deelnemer, je kunt niet langer onverschillig zijn. Waarom zou je je steeds opnieuw willen verdiepen in lijden, in gemis ervaren? Om nog intenser te leven of te vieren dat het jou niet overkomen is? Om op het eindige van je leven of op dat van een ander voorbereid te zijn?
Overal waar mensen sterven of lijden komen Stabat Maters voor, ieder slachtoffer was immers iemands zoon of dochter. Bij grote aantallen doden kun je je niet veel menselijks voorstellen, je hebt dan eerder het idee van iets onvermijdelijks waartegen verzet zinloos is, zoals bij een natuurramp. Maar door je te verplaatsen in het verdriet van één moeder om het verlies van haar kind, krijgen de slachtoffers waardigheid en een persoonlijk gezicht. Iedere dode was iemands kind dat gebaard en jarenlang verzorgd werd, een kind waar iemand zielsveel van hield.
Wat essentieel is in ons leven en vaak ons voorstellingsvermogen te boven gaat, kan door kunst zichtbaar, herkenbaar worden. Het individuele wordt hierdoor voor veel mensen invoelbaar zonder dat het onpersoonlijk dreigt te worden. Misschien is kunst zo zelfs ontstaan: je boetseert een vruchtbare vrouw omdat je nakomelingen wilt, een bizon omdat hij dan dichterbij lijkt om te vangen. Je tekent een overledene omdat je hem mist. Zo geef je een dode door middel van een beeld of afbeelding een nieuw 'lichaam' en een plaats in je leven terug opdat hij niet wordt vergeten. Die beeltenis verschaft je de mogelijkheid om te rouwen en
te herdenken.
Allerlei culturen en religies bieden rituelen voor ingrijpende momenten in ons leven zoals geboorte, ouderschap, ziekte en sterven. Er worden archetypische beelden en gebaren aangereikt die je naar een volgende fase begeleiden. Maar deze rituelen veranderen hier steeds meer in folklore en worden inhoudelijk niet meer breed door onze cultuur gedragen. Wij hebben niet veel geduld met mensen die ons herinneren aan gebeurtenissen die we graag willen vergeten. Daar zijn instituten zoals ziekenhuizen en sterfhuizen voor. Professionele krachten voor stervensbegeleiding en rouwverwerking nemen de plaats van familie en familietradities in. Ziek zijn, sterven en rouwen is nog steeds onherroepelijk met het leven verbonden, maar speelt zich steeds vaker af op geïsoleerd, professioneel terrein, vaak met veel eenzaamheid als gevolg.
Stabat Mater, Pietá: eeuwenlang zijn het oerbeelden tegen ontmenselijking en het onpersoonlijke. Voor mij is hun betekenis en kracht onverminderd. Ze reiken bij je naar binnen en testen je op volume en veerkracht. Want deze oerbeelden bezitten van alle thema's de eerste en de beste: geboorte, liefde en dood. Ze bereiden je mentaal voor op beproevingen en genietingen die onvermijdelijk je pad zullen kruisen.
Het is belangrijk om door middel van kunst een vorm te vinden voor het verliezen van een dierbare, want het geeft ook anderen de ervaring, al is het maar voor éven, van iets dat je nooit mee hoopt te maken. Dat maakt je bewuster van het kwetsbare van dierbaren en leert je in het verdriet van anderen in te leven waardoor zij minder geïsoleerd raken. Maakt dat het verdriet van anderen minder erg? Waarschijnlijk niet. Maar het maakt het leven van anderen zeker waardevoller.
Verlies verdient een eigen, draagbaar beeld.
Caren van Herwaarden (2008)